Medicamenteuze behandeling van ADHD

Door op 09-09-2015
  • 00Inleiding
  • 01Pathofysiologie
  • 02Behandeling van ADHD
  • 03Psychostimulantia
  • 04Methylfenidaat met gereguleerde afgifte
  • 05Verschillen methylfenidaat en dexamfetamine
  • 06Reizen en verkeer
  • 07Atomoxetine
  • 08Overige middelen bij ADHD
  • 09Reacties (0)

Samenvatting

Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD) komt voor bij drie tot vijf procent van de kinderen. Van de kinderen met ADHD houdt ongeveer 70 procent ook klachten in de volwassenheid. De belangrijkste gedragskenmerken van ADHD zijn onoplettendheid, impulsiviteit en hyperactiviteit. Bij de behandeling van ADHD bij kinderen komen in eerste instantie niet-medicamenteuze adviezen in aanmerking. Voor de medicamenteuze behandeling komen psychostimulantia (methylfenidaat en dexamfetamine) en andere middelen (zoals atomoxetine) in aanmerking. Voor de behandeling van ADHD bij kinderen bestaat een Nederlandse richtlijn; voor volwassenen ontbreekt die. De geneesmiddelen bij ADHD hebben invloed op de dopaminerge en/of noradrenerge transmissie en zijn effectief bij ongeveer 70 procent van de kinderen met ADHD. Veelvoorkomende bijwerkingen van de psychostimulantia zijn hoofdpijn, nervositeit en slapeloosheid. Ook hebben de middelen bijwerkingen met een negatieve invloed op de rijvaardigheid, zoals nervositeit, slaperigheid en angst. Methylfenidaat en atomoxetine vallen in categorie I voor de verkeersdeelname, dexamfetamine in categorie II. Wanneer in de Eigen Verklaring melding wordt gemaakt van ADHD en/of het gebruik van psychostimulantia zal het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen om een keuring door een arts of psychiater vragen.

Log nu in om het volledige artikel te bekijken of om te reageren.

Abonneren

Informatie over dit artikel

Auteurs Dankers, M.
Thema Farmacotherapie
Accreditatie 1 accreditatiepunt
Publicatie 9 september 2015
Editie Quintesse - Jaargang 4 - editie 3 - nummer 3 | ADHD

Leerdoelen

Na het lezen van dit artikel:

  • weet u welke geneesmiddelen bij ADHD beschikbaar zijn en welke de voorkeur hebben;
  • kent u de verschillen tussen deze geneesmiddelen;
  • kent u de werking, bijwerkingen, interacties en contra-indicaties.